Andere informatie en diensten van de overheid: www.belgium.be
Van toepassing voor
  • Burgers
  • Academische wereld

Inhoudstafel

De éénjarigheid

De begroting is slechts één jaar geldig, van 1 januari tot en met 31 december van hetzelfde jaar. Elk jaar keurt de Kamer van Volksvertegenwoordigers de begroting goed.

Elk jaar geeft het parlement de regering de toestemming om belastingen te heffen. De bijhorende regels die zij invoert gelden eveneens slechts voor één jaar, tenzij ze vernieuwd worden.

De specialiteit

Sinds de invoering van de algemene uitgavenbegroting volgens een programmastructuur, onderscheiden we twee soorten specialiteiten: 

  • De wettelijke specialiteit, wat inhoudt dat de Kamer van Volksvertegenwoordigers de begroting per programma goedkeurt
  • De administratieve specialiteit, wat wil zeggen dat de kredieten worden uitgesplitst in basisallocaties.

De Kamer van Volksvertegenwoordigers stelt de kredieten van elk begrotingsprogramma vast. Elke uitgave stemt overeen met een specifieke begrotingspost.

De regeringsleden mogen bovendien geen enkele uitgave vastleggen of vereffenen boven de voor ieder van hen bij wet geopende kredieten of boven de machtigingen verleend door de ministerraad. Ze mogen de kredieten, bestemd voor de uitgaven van hun onderscheiden diensten, niet verhogen door bijzondere inkomsten.

Volgende handelingen zijn dus verboden:

  • overschrijving van een krediet van het ene naar het andere programma (schending van het specialiteitsprincipe)
  • aanwending van bijzondere inkomstenbronnen (schending van het universaliteitsprincipe)
  • aanrekening van een uitgave op het krediet van een programma voor een uitgave van een andere aard (dit zou een foutieve aanrekening zijn en dus een schending van het specialiteitsprincipe).

Het specialiteitsprincipe omvat dus twee aspecten:

  • kwalitatief aspect: de verplichting de begrotingstoekenning te eerbiedigen van de kredieten die voor elke uitgave worden uitgetrokken (geen overschrijvingen);
  • kwantitatief aspect: het verbod de bedragen te overschrijden die voor elk ervan zijn goedgekeurd.

De eenheid van begroting

Deze regel vereist dat alle ontvangsten en alle uitgaven van de Federale Staat in één enkel document worden opgenomen en tegelijkertijd ter goedkeuring worden voorgelegd aan de begrotingsoverheid. Er mag slechts één enkele staatsbegroting bestaan. Deze begroting dient de ontvangsten en de uitgaven van alle staatsdiensten te groeperen, zonder uitzondering.

Deze regel wordt beschouwd als noodzakelijk om een gezond beheer van de overheidsfinanciën te waarborgen. 

De begroting van de Federale Staat wordt voorgesteld in de vorm van twee afzonderlijke begrotingsdocumenten: de Rijksmiddelenbegroting en de Algemene uitgavenbegroting.

Het eenheidsprincipe wordt dus niet naar de letter nageleefd maar wel naar de geest. Naast deze documenten ontvangen de parlementsleden ook de algemene toelichting met tal van samenvattende tabellen waarbij de verschillende begrotingselementen in een globaal perspectief geplaatst worden.

De algemeenheid of universaliteit

Deze regel omvat voornamelijk het verbod compensaties te maken tussen bepaalde ontvangsten en uitgaven. Ze staat ook bekend als de regel van niet- samentrekking of van bruto-opbrengst.

Het betekent dat alle ontvangsten dienen te worden ingeschreven in de middelenbegroting voor hun volledig bedrag, zonder enige aftrek voor inningskosten of van andere aard. Zo ook moeten alle uitgaven in hun totaal worden ingeschreven in de algemene uitgavenbegroting, zonder compensatie (dit wil zeggen zonder samentrekking) door hun overeenstemmende ontvangsten.

De niet-toewijzing van de ontvangsten

De gezamenlijke ontvangsten zijn bestemd voor de gezamenlijke uitgaven. Het is dus onmogelijk om een welbepaalde ontvangst toe te wijzen aan een welbepaalde uitgave.

Dit is een logisch gevolg van het algemeenheids- of universaliteitsprincipe. Het betekent dat de gezamenlijke ontvangsten geïnd door de schatkist voor rekening van de Federale Staat opgaan in één enkele massa die zonder onderscheid van bron, de gezamenlijke uitgaven dekt. Het is dus onmogelijk te bepalen welke bijzondere ontvangst deze of gene uitgave heeft mogelijk gemaakt.

De kaseenheid

Deze regel vloeit voort uit het principe van de niet-toewijzing van de ontvangsten en uit het universaliteitsprincipe. Alle inkomende of uitgaande gelden van het algemeen bestuur worden gecentraliseerd op één enkele rekening die 'schatkist' genoemd wordt.

Die enkele kas valt onder het gezag van de minister van Financiën. Geen uitgave kan worden gedaan zonder zijn tussenkomst, behalve de bij de wet bepaalde uitzonderingen.

De openbaarheid

Aangezien de begroting in België de vorm heeft van een wet, wordt ze openbaar besproken in de Kamer van Volksvertegenwoordigers, zowel in een specifieke commissie als in de plenaire vergadering. Bovendien verschijnt de begroting na goedkeuring in het Belgisch Staatsblad. Op die manier wordt het openbaarheidsprincipe gerespecteerd.